zaterdag 27 juli 2013

Essay: de zegeningen van vakantie...

Ik gooi maar meteen mijn kaarten op tafel...

Mijn grote voorbeeld Godfried Bomans heeft al de nodige essays gewijd aan het fenomeen vakantie, en ik heb zijn zienswijze hierop altijd heerlijk gevonden. In het kort, komt zijn visie hierop neer dat het een heerlijke bezigheid is, om gedurende de vakantie maar gewoon thuis te blijven.

In een van zijn essays verhaalt hij over een guitige oom, die onder het mom van vakantie aan al zijn relaties spannende ansichtkaarten stuurde van verre oorden, terwijl hij in feite aan het biljarten was, ergens in Helmond. Uiteindelijk viel hij niet door de mand door de poststempels. Hij verstuurde die kaarten wel degelijk naar relaties in diezelfde oorden, om ze vervolgens van daaruit naar zijn vrienden te (laten) sturen...

Dit is op zich al een gigantische operatie, en een dergelijke frisse aanpak van het vrijetijdsprobleem verdient dan ook alom bewondering. Uiteindelijk laat Bomans zijn oom door het ijs zakken aan die biljarttafel, waar hij wordt betrapt door een verre kennis die in de veronderstelling verkeerde, dat de bewuste oom op datzelfde moment zijn leven waagde op de flanken van een of andere Zwitserse alp. Drie over rood...

Bomans laat er geen geheim over bestaan: het fenomeen van op vakantie gaan vertaald hij letterlijk naar de afwezigheid van diezelfde omgeving, die hem buiten de vakantietijd omringt. Bomans had simpelweg vastgesteld, dat zijn eigen huis en zijn eigen achtertuin gedurende de periode die doorgaans wordt beschreven als vakantie, de meest rustige plek op aarde was. Nu woonde de man natuurlijk niet lullig, in het duingebied van Bloemendaal, maar dit terzijde...

Niet, dat Bomans geen reislustig type was. We kunnen met een gerust hart aannemen, dat alle mogelijke culturele trekpleisters in Europa en verre omstreken door hem zijn bezocht. Zijn boodschap is dan ook duidelijk. Wij hoeven er niet meer heen, want hij is er al geweest. Daarnaast moeten we niet vergeten, dat Bomans met name reisde, uit hoofde van zijn beroep als schrijver. Voor hem was vermoedelijk het ideaalbeeld van vakantie niet gericht op het zichzelf verplaatsen, maar eerder op het vermijden daarvan...

Heerlijk is ook de wijze waarop hij - via zichzelf - het begrip toerisme fileert. Terwijl hij ons getuige laat zijn van - ik noem maar wat - een bezoek aan het Louvre, stelt hij genadeloos vast dat hij daar is omringt door 'tourisme'. De enige echte Fransman ontwaart hij in een slaperige suppoost, die verlangt naar de sluitingstijd van het museum. Hij komt er immers iedere dag. Voor hem is dat niet langer een bezienswaardgheid.

Dan stort die Fransman zich in datzelfde Parijs, wat voor iedere andere tourist voor eeuwig verborgen zal zijn. Waarom? Omdat we er niet bij horen. Want wij zijn op vakantie...

Wat is de les? Vakantie is vrijaf, van jezelf...





Geen opmerkingen:

Een reactie posten